Er sterven bijna 700 mensen per jaar in het Nederlanse verkeer. En we hebben twintig maal zoveel ernstig gewonden. Ik zie nog de vrouw op de fiets die ik aanreed. Op het Weteringcircuit in Amsterdam. Ze week meer uit naar links dan ik verwachte.
Dat ik naast haar zat, staat ook in mijn geheugen gegrift, maar ik weet niet meer hoe ik naar haar toe ben gerend. Ze was niet gewond maar wel enorm overstuur en ik leefde bijna net zo sterk met haar mee.
Een rustige man kwam bij ons staan en zei: “Hier heb je jouw autosleutels. Ik heb je motor afgezet en je deur dichtgedaan. Het wordt tijd dat hier aparte fietspaden komen.” Die wens is in vervulling gegaan.
Als kind van vier had ik kort na de oorlog al een ongeluk meegemaakt toen ons militaire voertuig tegen een voorligger botste. Het glas brak en de splinters maakten bloeddruppels op ons vel.
In 1975 zat ik als passagier voorin toen we met een kruisende auto botsten. Veiligheidsriemen had je nog niet en ik sloeg met mijn hoofd tegen de spiegel en de voorruit. Ik raakte bewusteloos, mijn gezicht zat vol snijwonden en mijn arm was geforceerd. In het ziekenhuis hebben ze mijn gezicht weer aan elkaar genaaid en mijn beschadigde oog behandeld. Het is allemaal goed gekomen.
Maar als voorzitter van een Amsterdamse oudercommissie heb ik erger dingen meegemaakt. Een kind van onze school werd op de Ceintuurbaan door een voortjakkerende auto het ziekenhuis ingereden. Een ander kind heeft, bijna op dezelfde plaats, een aanrijding niet overleefd. Zij waren de enige twee niet. Er kwamen klaar-overs, maar niet de hele dag. En wat doe je als voorzitter wanneer je een wanhopige moeder aan de telefoon krijgt?
Op de Overtoom zag ik een oudere vrouw omvergereden worden door een voortracende auto. Ze stierf voor mijn ogen. Het kwam in de krant.
Niet ver daarvandaan is mijn jong buurvrouw met haar kind op de fiets ondersteboven gereden door een vrachtwagen. Het was een smalle woonstraat en de chauffeur wilde haar perse inhalen. Ze verloor de macht over haar stuur, duwde haar kind nog naar de stoep maar kwam zelf met haar hoofd onder een van de grote wielen. Ik geloof dat niemand haar hoofd heeft mogen zien.
Haar man heb ik het maanden later nog uit horen gillen. Hij kon het niet meer volhouden in dat huis en is met zijn dochtertje ergens anders gaan wonen. Waarom moet een auto in een smalle straat perse een fietser passeren?
Ik ben ervoor alle gemotoriseerde verkeer uit de bebouwde kom te weren. Groene ontheffingsplaten tegen de voorruit, alleen stapvoets rijden. De binnenstad van Amsterdam gaat in die richting.
Voor de put ook op andere plaatsen gedempt is, zullen nog veel kalveren verdrinken en nabestaanden het uitgillen.
Comentários